Ger Dierx

mijn eigen archief

Noodkist
  • Home
  • Geestelijke Gezondheidszorg
  • Chronische ziekten
  • Vrijwilligerswerk
  • Ouderenzorg
  • Seksualiteit
  • Presentaties

Regulering van de stemming

20 februari 2012 door Ger Dierx

Regulering van de stemming

Regulering van de stemming: Zorg dragen voor de veiligheid, het stabiliseren, het herstel en het blijvend herstel van een patiënt die in een disfunctionerende, een depressieve of een eufore stemming verkeert.

Activiteiten:

  • Beoordeel de stemming (bijvoorbeeld aan de hand van tekenen, symptomen, de individuele anamnese), zowel aan het begin van de behandeling als, met regelmatige tussenpozen, gedurende het verloop;
  • Maak indien van toepassing, gebruik van vragenlijsten voor zelfonderzoek (bijvoorbeeld Beck Depression Inventory, functionele statussschalen);
  • Ga na of de patiënt zijn eigen veiligheid of die van anderen in gevaar brengt;
  • Neem de nodige voorzorgsmaatregelen om de patiënt en/of anderen te beveiligen voor lichamelijk letsel (bijvoorbeeld zelfmoord, zelfmutilatie, op de vlucht slaan, geweld);
  • Zorg voor behandeling of stuur door naar een behandelende instantie van drugsmisbruik, als drugsmisbruik een factor is die bijdraagt aan de stemmingsstoornis;
  • Verwijs de patiënt door voor onderzoek en/of behandeling van een mogelijk lichamelijk lijden dat ten grondslag kan liggen aan een stemmingsstoornis (bijvoorbeeld schildklieraandoeningen);
  • Controleer in hoeverre de patiënt in staat is zichzelf te verzorgen (bijvoorbeeld verzorging van het uiterlijk, persoonlijke hygiëne, inname en uitscheiding van voeding en vocht);
  • Help de patiënt zo nodig bij de persoonlijke verzorging;
  • Bewaak de lichamelijke toestand van de patiënt (bijvoorbeeld lichaamsgewicht en vochtstatus);
  • Bewaak en reguleer het activiteitenniveau en de omgevingsprikkels, al naar gelang de behoeften van de patiënt;
  • Help de patiënt een normale slaap/waakcyclus te handhaven (bijvoorbeeld door geplande rustperioden, ontspanningsoefeningen, sederende medicatie en beperking van cafeïnegebruik);
  • Help de patiënt als hij daartoe in staat is in toenemende mate voor zichzelf te zorgen;
  • Geef de patiënt de gelegenheid lichamelijk actief te zijn (bijvoorbeeld wandelen, steppen, hometrainer);
  • Controleer de cognitieve functies (bijvoorbeeld de concentratie, aandacht, geheugen, vermogen informatie op te nemen, vermogen tot besluitvorming);
  • Gebruik eenvoudige taal en beperk je tot het hier en nu, en tot concrete zaken, bij het communiceren met een in cognitieve functies beperkte patiënt;
  • Gebruik geheugensteuntjes en visuele hulpmiddelen om de patiënt met cognitieve beperkingen te helpen;
  • Laat de in zijn cognitieve functies beperkte patiënt niet te veel zelf beslissen;
  • Leer de patiënt zo nodig besluitvormingstechnieken;
  • Moedig de patiënt aan om zodra hij daartoe in staat is toenemend ingewikkelde besluitvorming aan te gaan;
  • Moedig waar nodig de patiënt aan een actieve rol te spelen bij zijn behandeling en zijn revalidatie;
  • Neem regelmatig contact op met de patiënt om zorg te laten blijken en/of de patiënt de gelegenheid te geven  over zijn gevoelens te praten;
  • Help de patiënt bewust zijn stemming in de gaten te houden (bijvoorbeeld door punten te geven op een schaal van 10 en/of door een dagboek bij te houden);
  • Help de patiënt na te gaan of er bepaalde gedachten of gevoelens ten grondslag liggen aan de gestoorde stemming;
  • Beperk de tijd die de patiënt mag besteden aan het uiten van negatieve gevoelend en/of het vertellen over gemaakte fouten;
  • Help de patiënt zijn gevoelens op een gepaste wijze af te reageren (bijvoorbeeld creatieve therapie, intensief sporten);
  • Help de patiënt uitlokkende factoren vast te stellen van zijn disfunctionele stemming (bijvoorbeeld verstoorde chemische balansen, situationele stressoren, lichamelijke problemen);
  • Help de patiënt na te gaan in hoeverre de uitlokkende factoren kunnen worden veranderd;
  • Help de patiënt na te gaan welke sterke kanten/capaciteiten hij kan aanwenden om de factoren die zijn disfunctionele stemming hebben uitgelokt te wijzigen
  • Leer de patiënt nieuwe coping- en probleemoplossingsvaardigheden;
  • Moedig de patiënt aan om, zover hij dat kan, sociale interactie en activiteiten met anderen aan te gaan;
  • Zorg voor sociale vaardigheids- en assertiviteitstrainingen voor zover nodig;
  • Geef de patiënt feedback over de (al dan niet) gepastheid van zijn sociale gedrag;
  • Maak gebruik van grenzen stellen en gedragsregulerende strategieën om een manische patiënt te helpen zich te onthouden van opdringerig of ontwrichtend gedrag;
  • Maak gebruik van restrictieve interventies (bijvoorbeeld ruimte-inperking, separeren, fixeren); om onveilig of ongepast gedrag te reguleren als minder restrictieve gedragsregulerende interventies geen effect hebben;
  • Reguleer en behandel hallucinaties en/of waanvoorstellingen die bij de stemmingsstoornis kunnen optreden;
  • Dien zo nodig stemmingregulerende medicatie toe (bijvoorbeeld antidepressiva, lithium, anticonvulsiva, antipsychotica, anxiolytica, hormonen, vitaminen);
  • Controleer op bijwerkingen en ga na welk effect de medicatie heeft op de stemming;
  • Bewaak en bevorder de therapietrouw ten opzichte van de medicatie bij de patiënt;
  • Geef de patiënt en significante anderen uitleg over ECT/lichttherapie;
  • Geef de patiënt/significante anderen uitleg over te gebruiken medicijnen;
  • Geef de patiënt/significante anderen uitleg over de ziekte indien de disfunctionele stemming samenhangt met een ziekte (bijvoorbeeld depressie, manie, premenstrueel syndroom);
  • Zorg zo nodig voor follow-up buiten de zorginstelling, met de juiste tussenpozen.

 

Categorie: Chronische ziekten, Geestelijke Gezondheidszorg, Ouderenzorg Tags: bejegening, buddyzorg, chronische ziekte, familie, opvang, ouderenzorg, preventie, psychiatrie, stemming, stemmingsstoornis, veiligheid, verpleegkunde

verpleegplan: risico op suicide, suicide preventie

20 februari 2012 door Ger Dierx

Suïcide, risico op 

P Risico op suïcide: verhoogde kans dat iemand zichzelf van het leven berooft
E RisicofactorenPathofysiologisch:

  • Negatieve gevoelens t.g.v. handicaps
  • Negatieve gevoelens t.g.v. terminale ziekte
  • Negatieve gevoelens t.g.v. chronische ziekte
  • Negatieve gevoelens t.g.v. chronische pijn
  • Negatieve gevoelens t.g.v. misbruik van psychoactieve middelen
  • Negatieve gevoelens t.g.v. verminderde verstandelijke vermogens
  • Schizofrenie
  • Bipolaire stoornis
  • Posttraumatisch syndroom
  • Persoonlijkheidsstoornis
  • Aanpassingsstoornis i.v.m. adolescentie
  • Somatoforme stoorn

Behandelingsgerelateerd:

  • Onbevredigend behandelresultaat
  • Voortdurende afhankelijkheid van: dialyse  
  • Voortdurende afhankelijkheid van: insuline injecties
  • Voortdurende afhankelijkheid van: chemotherapie of bestraling
  • Voortdurende afhankelijkheid van: beademing

Situationeel:

  • Neerslachtigheid
  • Inadequate zelfhandhavingsvaardigheden
  • Ouderlijk of echtelijk conflict
  • Verslavingsproblematiek binnen het gezin
  • Kindermishandeling
  • Feitelijk of vermeend verlies van baan 
  • Feitelijk of vermeend verlies van status of aanzien
  • Feitelijk of vermeend verlies van dreiging in de steek gelaten te worden
  • Feitelijk of vermeend verlies van naaste
  • Feitelijk of vermeend verlies van familiebanden
  • Wraakgevoelens wegens een feitelijke of vermeende kwetsing van lichaam of eigenwaarde

Ontwikkelingsgerelateerd:

  • Jongere: gevoelens in de steek gelaten te worden
  • Jongere: onrealistische ouderlijke verwachtingen t.a.v. kind
  • Jongere: druk van of afwijzing door leeftijdsgenoten
  • Jongere: verhuizing
  • Oudere: verlies t.g.v. pensionering
  • Oudere: verlies t.g.v. sociaal isolement
  • Oudere: verlies t.g.v. ziekte
S Vaak of altijd aanwezig:

  • Zich ideeën vormen van zelfdoding
  • Eerdere pogingen tot zelfdoding

Regelmatig of vaak aanwezig:

  • Mededeling of observatie van depressie
  • Mededeling of observatie van negatief zelfbeeld
  • Mededeling of observatie van hallucinaties of wanen
  • Mededeling of observatie van misbruik van psychoactieve middelen
  • Mededeling of observatie van slechte impulscontrole
  • Mededeling of observatie van agitatie
  • Mededeling of observatie van wanhopigheid
  • Mededeling of observatie van hulpeloosheid
  • Mededeling of observatie van ontbreken van ondersteunend netwerk
  • Mededeling of observatie van emotionele pijn
  • Mededeling of observatie van vijandigheid
Resultaten Mogelijke zorgresultaten zijn:

  • Beheersing van suïcidale neigingen
  • Beheersing van verstoorde denkprocessen
  • Impulsbeheersing
Interventies Mogelijke interventies zijn:

  • Afleiding
  • Angstreductie
  • Assertiviteitstraining
  • Behandeling van middelenmisbruik: ontwenning van alcohol
  • Behandeling van middelenmisbruik: ontwenning van drugs
  • Bevordering van de coping
  • Bevordering van de eigen verantwoordelijkheid
  • Bevordering van de eigenwaarde
  • Bevordering van een adequaat geneesmiddelengebruik
  • Bevordering van het gevoel van veiligheid
  • Crisisinterventie
  • Gedragsmodificatie
  • Gedragsregulering
  • Gedragsregulering: zelfbeschadiging
  • Gezamenlijk doelen stellen
  • Ondersteuning bij de verwerking van schuldgevoelens
  • Ondersteuning bij het leren omgaan met boosheid
  • Preventie van middelenmisbruik
  • Realiteitsoriëntatie
  • Regulering van de omgeving: geweldspreventie
  • Regulering van de stemming
  • Suïcidepreventie
  • Training van de impulsbeheersing
  • Zorg bij wanen

 

Suïcidepreventie

 

Suïcidepreventie: Het risico beperken dat de patiënt zichzelf iets aandoet met de bedoeling een eind aan zijn leven te maken.Activiteiten:

  • Ga na in hoeverre er gevaar bestaat voor suïcide;
  • Behandel en begeleid alle psychiatrische aandoeningen of verschijnselen die een hoger risico op suïcide met zich meebrengen (bijvoorbeeld stemmingsstoornissen, hallucinaties, waanvoorstellingen, paniekreacties, drankmisbruik, rouw, persoonlijkheidsstoornissen, orgaanaandoeningen, crisissituaties);
  • Zorg indien nodig voor geneesmiddelen tegen de angst, de agitatie of de psychose en om de gemoedstoestand te stabiliseren;
  • Controleer de mond van de patiënt na toediening om zeker te zijn dat deze de geneesmiddelen niet hamstert om later een overdosis te kunnen nemen;
  • Ga na of de geneesmiddelen effectief zijn en of ze geen neveneffecten geven;
  • Betrek de patiënt indien mogelijk bij zijn behandelplan;
  • Leer de patiënt indien mogelijk copingsstrategieën;
  • Spreek met de patiënt een vastgestelde periode af waarin hij zichzelf geen schade zal berokkenen; vernieuw deze afspraak op gezette tijden;
  • Houd regelmatig contact met de patiënt, enerzijds om hem te laten zien dat u zorg voor hem draagt en voor hem open staat, anderzijds om hem de gelegenheid te geven over zijn gevoelens te praten;
  • Spreek openhartig en niet oordelend over suïcide;
  • Moedig de patiënt aan te bepalen met welke hulpverleners hij zal praten als de suïcideneiging zich aandient;
  • Vermijd het vaker te praten over suïcidepogingen uit het verleden, maar houd u bij de tegenwoordige tijd en richt u op de toekomst;
  • Overleg hoe in de toekomst om te gaan met suïcidale gedachten (bijvoorbeeld over de bijdragende factoren, met wie contact op te nemen, waar hulp te zoeken, hoe ideeën om zichzelf schade te berokkenen te verminderen);
  • Tref voorzorgsmaatregelen voor de patiënt met hoog suïciderisico (bijvoorbeeld continue observatie van de patiënt, creëren van een beschermende omgeving);
  • Plaats de patiënt in een omgeving met zo min mogelijk beperkingen waarin toch de noodzakelijke observatie kan plaatsvindeen;
  • Controleer het suïciderisico regelmatig (op zijn minst dagelijks) om de te nemen voorzorgsmaatregelen aan te kunnen passen;
  • Overleg met het behandelteam alvorens de voorzorgsmaatregelen te wijzigen;
  • Controleer zo nodig bij de opname de patiënt en zijn persoonlijke bezittingen op de aanwezigheid van (potentiële) wapens;
  • Controleer regelmatig de omgeving en verwijder gevaarlijke voorwerpen;
  • Versper indien nodig de toegang tot ramen, tenzij deze op slot zitten en onbreekbaar zijn;
  • Laat de patiënt zo weinig mogelijk gebruik maken van potentiële wapens (bijvoorbeeld scharen/messen en voorwerpen die als touw kunnen worden gebruikt);
  • Bewaak de patiënt bij het gebruik van voorwerpen die als wapen kunnen dienen (bijvoorbeeld scheermessen);
  • Maak zo nodig gebruik van beschermende interventies (bijvoorbeeld ruimte-inperking, separeren, fixeren) als de patiënt de neiging zichzelf schade te berokkenen niet kan beheersen;
  • Stel andere zorgverleners op de hoogte van het risico en relevante veiligheidsoverwegingen;
  • Geef de patiënt die is opgenomen een kamer dicht bij de zusterpost om hem beter in het oog te kunnen houden;
  • Verhoog het bewakingsniveau op een afdeling wanneer de verpleegkundige bezetting laag is (bijvoorbeeld tijdens MDO, overdracht, bij maaltijden, in het weekend, bij verwarring op de zusterpost);
  • Denk na over methoden om het alleen zijn van de patiënten de gelegenheid om op kwade gedachten te reageren te verminderen;
  • Observeer, noteer en rapporteer iedere verandering in stemming of gedrag die kan wijzen op een toegenomen risico voor suïcide en noteer de resultaten van de regelmatige controles;
  • Betrek de familie bij de ontslagprocedure (geef bijvoorbeeld voorlichting over de ziekte en de geneesmiddelen, het herkennen van toenemende suïcideneigingen, de voornemens die de patiënt heeft om met zijn gedachten over suïcide om te gaan, de hulpbronnen in de samenleving).

 

Categorie: Geestelijke Gezondheidszorg Tags: bejegening, buddyzorg, familie, opvang, preventie, psychiatrie, suicide, suicidepoging, verpleegkunde

Verliesverwerking

20 februari 2012 door Ger Dierx

Handboek verliesverwerking voor (beginnende) fysiotherapeuten, maar zeker voor iedereen.

verlies

Categorie: Chronische ziekten, Geestelijke Gezondheidszorg, Ouderenzorg, Vrijwilligerswerk Tags: buddyzorg, Kübler-Ross, psychiatrie, rouw, verlies, verliesverwerking, verpleegkunde

Alzheimertelefoon

19 februari 2012 door Ger Dierx

Voor informatie en steun
Duizenden mensen bellen elk jaar de Alzheimertelefoon met vragen over dementie, de diagnose en de toekomst.

Alzheimertelefoon

Categorie: Ouderenzorg Tags: alzheimer, buddyzorg, dementie, familie, ouderenzorg

TIA: een voorbijgaande beroerte

19 februari 2012 door Ger Dierx

TIA is de afkorting van Transient Ischaemic Attack, wat in het Nederlands betekent: een voorbijgaande belemmering in de bloedtoevoer naar de hersenen. Een TIA is dus een voorbijgaande beroerte.
De verschijnselen kunnen enkele minuten duren, maar meestal niet langer dan 20 minuten. Een enkele keer duren de verschijnselen wat langer, maar ze zijn uiterlijk binnen een dag verdwenen.

brochure_tia_een_voorbijgaande_beroerte

Categorie: Chronische ziekten, Ouderenzorg, Vrijwilligerswerk Tags: bejegening, buddyzorg, chronische ziekte, familie, ouderenzorg, tia, verpleegkunde

Ongewenst gedrag

19 februari 2012 door Ger Dierx

Orbis Medisch en Zorgconcern vindt het belangrijk om ongewenst gedrag, waarmee mensen die bij Orbis werken geconfronteerd kunnen worden, zoveel mogelijk te voorkomen en te bestrijden.
Daarnaast is de opvang van medewerkers geregeld die ongewenst gedrag hebben ervaren. Tevens is er een klachtenmogelijkheid.

ongewgedragbeleid

Categorie: Geestelijke Gezondheidszorg, Ouderenzorg, Vrijwilligerswerk Tags: bejegening, buddyzorg, ongewenst gedrag, orbis, pyschiatrie, seksuele intimidatie

Afasie

19 februari 2012 door Ger Dierx

Informatieve folder voor personeel binnen de gezondheidszorg.

(en vast ook familie….)

1087846

Categorie: Chronische ziekten, Ouderenzorg, Vrijwilligerswerk Tags: afasie, bejegening, beroerte, buddyzorg, familie, ouderenzorg, psychiatrie, spraak, taal, verpleegkunde

De onzichtbare gevolgen van een CVA (beroerte)

19 februari 2012 door Ger Dierx

Cerebro Vasculair Accident (CVA) is de medische term voor een ongeluk in de vaten van de hersenen. In het dagelijks taalgebruik heet een CVA een beroerte, een hersenbloeding of een herseninfarct.
In deze folder wordt de term CVA en beroerte gebruikt. Een beroerte heeft vaak meer gevolgen dan de scheve mond, verlamming aan arm en/of been of de problemen met spreken.
De ‘onzichtbare’ gevolgen komen vaak pas later aan het licht. In de eerste maanden na een CVA gaat de meeste aandacht uit naar het herstel van de bewegingsfuncties. Dat kost vaak veel tijd en inspanning waardoor andere klachten wat op de achtergrond
komen te staan.

Gevolgen

Categorie: Chronische ziekten, Geestelijke Gezondheidszorg, Ouderenzorg Tags: angst, bejegening, buddyzorg, cognitie, depressie, familie, geheugen, motoriek, ouderenzorg, verpleegkunde

Communicatieprocessen op de werkvloer

15 februari 2012 door Ger Dierx

Elke vorm van management begint met communicatie: van de top naar het middenmanagement, van het middenkader naar de werkvloer en, ideaal gesproken,
vice versa. Communicatie vormt aldus de eerste en onmisbare schakel van
het management, maar is zelden het onderwerp van theoretische analyse
binnen de bedrijfskunde. Dit artikel beoogt een dergelijke analyse te verschaffen
vanuit een communicatietheoretisch perspectief, oorspronkelijk
ontwikkeld ten behoeve van psychotherapeutische interventies in gezinssituaties.

mo.art.99

Categorie: Geestelijke Gezondheidszorg Tags: bejegening, buddyzorg, communicatie, verpleegkunde

Gegeneraliseerde angststoornis

12 februari 2012 door Ger Dierx

Gegeneraliseerde angststoornis

Mensen met een gegeneraliseerde angststoornis zijn constant angstig en bezorgd.

Met gegeneraliseerd wordt bedoeld dat mensen zich zorgen maken over veel verschillende dingen of gebeurtenissen in het dagelijks leven.

De gegeneraliseerde angststoornis wordt ook wel afgekort tot GAS (Gegeneraliseerde Angst Stoornis) of GAD (Generalised Anxiety Disorder).

Symptomen gegeneraliseerde angststoornis

Volgens de DSM-IV is iemand met een gegeneraliseerde angststoornis voortdurend angstig en bezorgd over alledaagse dingen. Ook vindt de persoon het moeilijk deze zorgen en angsten onder controle te houden.

Naast dit zorgen maken en deze angst of bezorgdheid spelen ook vaak lichamelijke klachten een rol. De volgende klachten komen vaak voor bij een gegeneraliseerde angststoornis:

  • Een constant gevoel van onrust en spanning
  • Snel vermoeid
  • Moeite met concentreren
  • Irritatie
  • Verhoogde spierspanning
  • Verstoorde slaap.

Als naast de angst en bezorgdheid tenminste drie van bovenstaande klachten tenminste 6 maanden aanwezig zijn, spreken we van een gegeneraliseerde angststoornis.

Onderscheid gegeneraliseerde angststoornis en andere stoornissen

Het is belangrijk om de gegeneraliseerde angststoornis goed te onderscheiden van fobieën, paniekstoornis en depressie.

Gegeneraliseerde angststoornis en fobieën

Bij een gegeneraliseerde angststoornis maakt een persoon zich zorgen over veel verschillende zaken. Bij fobieën richt de angst zich op iets specifieks. Bijvoorbeeld angst voor dieren, openbare ruimtes, het zien van bloed of naalden of sociale situaties.

Gegeneraliseerde angststoornis en paniekstoornis

Bij een paniekstoornis heeft iemand paniekaanvallen: (korte) momenten van hevige angst die gepaard gaan met allerlei lichamelijke sensaties. Niet alle mensen met een gegeneraliseerde angststoornis hebben deze paniekaanvallen. En niet alle mensen met een paniekstoornis maken zich zorgen over allerlei zaken.

Gegeneraliseerde angststoornis en depressie

Gegeneraliseerde angststoornis en een depressie hebben gelijksoortige symptomen. Een belangrijk verschil is dat bij de gegeneraliseerde angststoornis het piekeren zich richt op gebeurtenissen die zouden kunnen plaatsvinden in de toekomst. Depressieve mensen tobben meer over dingen die verkeerd zijn gegaan in het verleden.

Oorzaken en risicofactoren gegeneraliseerde angststoornis

Het is niet mogelijk om te voorspellen wie wel of niet deze stoornis krijgt. Er zijn wel verschillende risicofactoren.

Individuele kwetsbaarheid

  • Een gegeneraliseerde angststoornis is voor een deel erfelijk.  Dezelfde erfelijke aanleg zorgt ook voor depressie. Omstandigheden maken uit of iemand een depressie of een gegeneraliseerde angststoornis krijgt.
  • Mensen die zich langer dan een maand zorgen maken, krijgen sneller een gegeneraliseerde angststoornis.
  • Mensen met een lage sociaal-economische status (laag inkomen, lage opleiding) krijgen eerder een gegeneraliseerde angststoornis.
  • In steden komt de gegeneraliseerde angststoornis vaker voor dan op het platteland.

Omgeving

Levensgebeurtenissen

Een stressvolle gebeurtenis zoals een verhuizing of het verlies van een dierbaar persoon kan zorgen voor het ontstaan een gegeneraliseerde angststoornis, vooral bij die mensen die er kwetsbaar voor zijn.

Gevolgen gegeneraliseerde angststoornis

De gegeneraliseerde angststoornis heeft gevolgen voor de kwaliteit van leven, de levensverwachting en maatschappelijke kosten.

Kwaliteit van leven en levensverwachting

  • De ziektelast voor de gegeneraliseerde angststoornis in Nederland is ruim 225.000 DALY’s. Een DALY (Disability-Adjusted Life Year) is een gezond levensjaar dat door ziekte verloren gaat.
  • De invloed van de gegeneraliseerde angststoornis op het dagelijks leven is groot. Mensen met een gegeneraliseerde angststoornis hebben een lagere kwaliteit van leven dan mensen zonder deze stoornis. Ook ervaren zij hun algemene gezondheid en welzijn als zeer slecht.
  • Van de mensen met een gegeneraliseerde angststoornis die worden behandeld in de eerste lijn, denkt bijna de helft regelmatig aan zelfmoord. Van de mensen met een bijkomende depressie is dat liefst tweederde. Onbekend is hoeveel mensen met een gegeneraliseerde angststoornis daadwerkelijk een einde aan hun leven maken.

Maatschappelijke kosten

Naar schatting wordt 2,3% van de kosten van de Nederlandse gezondheidszorg voor psychische stoornissen besteed aan de behandeling van mensen met angststoornissen. Het is niet precies na te gaan wat de directe zorgkosten zijn van de gegeneraliseerde angststoornis.

  • Vóórdat de diagnose wordt vastgesteld, hebben mensen met een generaliseerde angststoornis vaak eerst allerlei behandelingen en onderzoeken gehad voor hun lichamelijke klachten. Voorbeelden zijn fysiotherapie, cardiologisch onderzoek, bloedonderzoek en alternatieve geneeswijzen.
  • De gegeneraliseerde angststoornis veroorzaakt de meeste kosten van alle angststoornissen.
  • Mensen met een gegeneraliseerde angststoornis bezoeken 2 tot 3 maal zo vaak een huisarts als mensen zonder gegeneraliseerde angststoornis.
  • De gegeneraliseerde angststoornis leidt tot veel verzuim van het werk.

Verloop gegeneraliseerde angststoornis

Er zijn een aantal feiten bekend over het verloop van de gegeneraliseerde angststoornis.

  • Ongeveer 2,5% van de bevolking krijgt ooit in zijn of haar leven last van een gegeneraliseerde angststoornis.
  • De stoornis komt twee keer zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen.
  • De klachten ontstaan gemiddeld rond het 20ste jaar, maar kunnen ook eerder of later ontstaan.
  • Er is weinig bekend over het natuurlijk verloop van de gegeneraliseerde angststoornis. Men neemt aan dat de stoornis vaak chronisch is, waarin de patiënt zich in perioden beter en slechter voelt.
  • Het duurt gemiddeld 10 jaar voordat een patiënt hulp inschakelt. Slechts 1 op de 3 mensen zoekt hulp in het eerste jaar na het ontstaan van de stoornis.
  • Ongeveer een derde van de patiënten met een gegeneraliseerde angststoornis is volledig hersteld na 5 jaar.

Bijkomende aandoeningen gegeneraliseerde angststoornis

Mensen met een gegeneraliseerde angststoornis kunnen ook andere, bijkomende psychische stoornissen hebben. Ook hebben mensen met een gegeneraliseerde angststoornis meer last van een aantal lichamelijke ziektes.

Psychische stoornissen

  • De meerderheid (90%) van de mensen met een gegeneraliseerde angststoornis heeft hiernaast een andere psychische stoornis.
  • De stoornissen die vaak optreden naast een gegeneraliseerde angststoornis zijn een depressieve stoornis, een andere angststoornis (met name paniekstoornis, sociale fobie of specifieke fobie), en somatoforme stoornissen.
  • Mensen met een gegeneraliseerde angststoornis leiden vaak aan een chronische lichamelijke aandoening, zoals diabetes of hart- en vaatziekten.
  • De gegeneraliseerde angststoornis kan veel lichamelijke klachten veroorzaken, zoals een drukkend gevoel op de borst, hartkloppingen en overmatig transpireren.
  • De gegeneraliseerde angststoornis kan uiteindelijk de kans op hart- en vaatziekten vergroten.
  • Gegeneraliseerde angststoornis gaat vaak gepaard met spierspanning die op den duur spierpijn in rug en schouders, trillingen en spanningshoofdpijn kunnen veroorzaken.
  • Mensen met gegeneraliseerde angststoornis melden zich meestal niet met psychische klachten bij hun huisarts, maar met onverklaarbare lichamelijke klachten. Het grootste deel (41%) komt met klachten over hartkloppingen en duizeligheid, 1 op de 3 noemt pijnklachten, en 1 op de 10 meldt vermoeidheidsklachten of slaapproblemen.

Lichamelijke ziektes en klachten

Behandeling gegeneraliseerde angststoornis

De gegeneraliseerde angststoornis kan volgens de Multidiscipinaire Richtlijn Angststoornissen op twee manieren worden behandeld: met een psychologische interventie of met medicijnen (farmacotherapie).

Psychologische interventies

De psychologische interventie die de voorkeur geniet bij behandeling van de gegeneraliseerde angststoornis is cognitieve gedragstherapie. Zo nodig kan de cognitieve therapie worden aangevuld met andere psychologische interenties, namelijk: exposure, ‘Applied Relaxation’ of ‘Anxiety Management’. Meer over cognitieve therapie en andere psychologische interventies in de Richtlijn Angststoornissen.

Behandeling met medicijnen

Er zijn verschillende medicijnen die effectief zijn bij de behandeling van een gegeneraliseerde angststoornis:

  • antidepressiva; paroxetine (Seroxat), venlafaxine (Efexor), imipramine en trazodon (Trazolan)
  • buspiron
  • benzodiazepinen

Meer over behandeling met medicijnen onder het kopje Farmacotherapie in de Richtlijn Angststoornissen.

De Multidisciplinaire Richtlijn Angststoornissen kunt u vinden op www.ggzrichtlijnen.nl

Feiten en cijfers gegeneraliseerde angststoornis

Van alle volwassen Nederlanders tot 65 jaar heeft ruim 4,5% ooit in zijn leven een gegeneraliseerde angststoornis gehad. Bij 3,6% van de mannen en 5,4% van de vrouwen komt de gegeneraliseerde angststoornis voor.

In de afgelopen 12 maanden had 1,7% van de volwassen Nederlandse bevolking tot 65 jaar een gegeneraliseerde angststoornis (mannen 1,3%, vrouwen 2,2%). In totaal hadden ongeveer 183.800 inwoners van Nederland in de afgelopen 12 maanden een gegeneraliseerde angststoornis.

  • Mensen die zich langer dan een maand zorgen maken, krijgen sneller een gegeneraliseerde angststoornis. Mensen met een lage sociaal-economische status (laag inkomen, lage opleiding) krijgen eerder een gegeneraliseerde angststoornis dan mensen die afkomstig zijn uit hogere sociale klassen.
  • In steden komt de gegeneraliseerde angststoornis vaker voor dan op het platteland.  Tot slot kan een stressvolle gebeurtenis zorgen voor een gegeneraliseerde angststoornis, vooral bij die mensen die er kwetsbaar voor zijn. Het kan zijn dat zij een gebeurtenis eerder stressvol vinden.

Meer informatie gegeneraliseerde angststoornis

Hier vindt u adressen van websites die hulp en ondersteuning bieden aan mensen die met een angststoornis te maken hebben.

De huisarts kan meer informatie geven over de gegeneraliseerde angststoornis en eventueel doorverwijzen.

Angst Dwang en Fobie Stichting voor mensen met angststoornissen en hun familieden.

Labyrint~In Perspectief voor familieden van mensen met een psychische stoornis.

Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie, over psychologische behandelingen/psychotherapie.


Categorie: Geestelijke Gezondheidszorg, Vrijwilligerswerk Tags: angst, bejegening, buddyzorg, psychiatrie, verpleegkunde

  • « Vorige
  • 1
  • …
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • Volgende »

Tags

ADHD agressie aids Andries Braat angst begeleiding bejegening bipolair Braat buddyzorg chronische ziekte cronische ziekte dementie depressie familie geweld hiv hiv en aids homo homoseksualiteit informatie jongeren manie opvang ouderenzorg persoonlijkheidsstoornis presentie presentiebenadering presentietheorie preventie psychiatrie religie rouw rouwverwerking scholen seksualiteit soa stemmingsstoornis suicide suicidepoging verdriet verlies verpleegkunde voorlichting zorg

Buddyzorg Limburg

Positieve Gezondheid

Overzicht 6 dimensies van Positieve Gezondheid met bijbehorende vragen   Lichaamsfuncties (hoe gaat het lichamelijk met u?) Ik voel mij gezondIk voel mij fit Ik heb geen klachten en pijnIk slaap goedIk eet goedIk herstel snel … [Lees meer ...]

Meer Buddyzorg Limburg

Chronische ziekten

ik en eenzaamheid

Wat is eenzaamheid eigenlijk?  Zijn er verschillende soorten eenzaamheid? Wat zijn de symptomen van eenzaamheid? Wat zijn oorzaken van eenzaamheid? Hoe weet je of je eenzaam bent? En kan je zelf echt wat doen aan eenzaamheid? Om achter … [Lees meer ...]

Meer chronische ziekten

HIV en AIDS

Meer HIV en AIDS

Homoseksualiteit

homo zijn doet pijn

… [Lees meer ...]

Meer homoseksualiteit

Ouderenzorg

Voor je familie zorgen dat is gewoon zo…..

Voor je familie zorgen? Dat is gewoon zo Mantelzorg bij allochtonen. Mantelzorg bij Antillianen, Surinamers, Marokkanen en Turken in Nederland. bron: Purmerend, Juni 2007Dit is een uitgave van PRIMO Noord-HollandAuteursIbrahim Yerden, senior … [Lees meer ...]

Meer ouderenzorg

Psychiatrische verpleegkunde

Waarom Obesitas in de GGZ behandeld moet worden

… [Lees meer ...]

Meer psychiatrische verpleegkunde

Copyright © 2025 · Ger Dierx

Copyright © 2025 · Ger Dierx op Genesis Framework · WordPress